Fiscale voordelen voor werknemers die hun bedrijfswagen inruilen voor mobiliteitsvergoeding

Werknemers kunnen er sinds 1 januari 2018 voor kiezen om hun bedrijfswagen in te ruilen voor een fiscaal (en sociaal) gunstige mobiliteitsvergoeding. Deze vergoeding komt overeen met de waarde van het gebruiksvoordeel van de ingeleverde bedrijfswagen. De mobiliteitsvergoeding is beter gekend als de 'cash for car-regeling'.

Hierna volgt een korte toelichting bij de fiscale behandeling van de mobiliteitsvergoeding.

Aanvraag mobiliteitsvergoeding

Het initiatief voor het invoeren van een mobiliteitsvergoeding ligt bij de werkgever.
De werknemer moet de vergoeding schriftelijk aanvragen bij zijn werkgever. Het is dan aan de werkgever om te beslissen of hij al dan niet op de aanvraag ingaat.
De formele aanvraag van de werknemer en de positieve beslissing van de werkgever om op deze aanvraag in te gaan, vormen een overeenkomst die als zodanig inhoudelijk deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst tussen beide partijen. Deze overeenkomst wordt voorafgaandelijk aan de eerste uitbetaling van de mobiliteitsvergoeding gesloten en vermeldt onder andere het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding.

De mobiliteitsvergoeding blijft toegekend zolang de werknemer niet beschikt over een bedrijfswagen.

Bedrijfsleiders kunnen niet genieten van de mobiliteitsvergoeding. Werknemers die in dezelfde onderneming ook een gratis mandaat als bedrijfsleider uitvoeren, komen wél in aanmerking voor een mobiliteitsvergoeding.

Bedrijfswagen

Onder 'bedrijfswagens' wordt in deze regeling verstaan: de personenauto's, auto's voor dubbel gebruik en minibussen, inclusief 'valse' lichte vrachtauto's (art. 65, WIB 1992), die ingeschreven zijn op naam van de werkgever of die het voorwerp uitmaken van een op naam van de werkgever gesloten gebruiksovereenkomst (bv. leasing), en die door de werkgever, rechtstreeks of onrechtstreeks, al dan niet kosteloos, aan de werknemer ter beschikking worden gesteld voor persoonlijk gebruik (woon-werkverkeer en/of privéverplaatsingen).

Belastbaar voordeel

Wanneer de terbeschikkingstelling voor persoonlijk gebruik van een hierboven omschreven voertuig wordt vervangen door een mobiliteitsvergoeding, dan vormt deze mobiliteitsvergoeding een belastbaar voordeel (nieuw art. 33ter, WIB 1992; ingevoerd door art. 23, wet van 30 maart 2018).

Het jaarlijks belastbaar voordeel van de mobiliteitsvergoeding is beperkt tot 4% van de berekeningsbasis van de vergoeding: dat is 6/7 van de cataloguswaarde van de ingeruilde bedrijfswagen, waarbij de cataloguswaarde wordt bepaald overeenkomstig artikel 36, § 2, tweede lid van het WIB 1992, en zonder dat het voordeel lager kan zijn dan 1.310 euro (geïndexeerd bedrag aj. 2019; basisbedrag: 820 euro).
Het aldus berekende belastbaar voordeel wijzigt niet gedurende de volledige duur van de mobiliteitsvergoeding, maar het bedrag van het voordeel wordt wel elk jaar op 1 januari geïndexeerd.

Het bedrag van de mobiliteitsvergoeding dat bovenstaand voordeel overschrijdt, wordt vrijgesteld.

Wanneer in de loop van de 12 maanden vóór de vervanging, meerdere voertuigen, al dan niet kosteloos, opeenvolgend ter beschikking werden gesteld, dan wordt het belastbare gedeelte van de mobiliteitsvergoeding berekend op de cataloguswaarde van het ter beschikking gestelde voertuig waarover de belastingplichtige in die periode het langst heeft beschikt. Wanneer die voertuigen gedurende een identieke periode ter beschikking werden gesteld, bepaalt de werkgever welk voertuig in aanmerking wordt genomen om de mobiliteitsvergoeding te berekenen (nieuw art. 33ter, § 4, WIB 1992; ingevoerd door art. 23, wet van 30 maart 2018).

Wanneer de werknemer op de datum van zijn uitdiensttreding bij zijn vorige werkgever al een mobiliteitsvergoeding genoot, is het belastbaar gedeelte van de mobiliteitsvergoeding gelijk aan dat bij de vorige werkgever op datum van uitdiensttreding.
Wanneer een werknemer bij zijn vorige werkgever aan de voormelde termijnvoorwaarden in verband met het bezit van een bedrijfswagen voldeed, en nadat hij in dienst is getreden bij zijn nieuwe werkgever, een mobiliteitsvergoeding aanvraagt, wordt het belastbaar gedeelte ervan berekend op basis van de cataloguswaarde van het bij de uitdiensttreding ingeleverde voertuig (nieuw art. 33ter, § 5, WIB 1992; ingevoerd door art. 23, wet van 30 maart 2018).

Aftrek solidariteitsbijdrage

De solidariteitsbijdrage die de werkgever verschuldigd is voor de mobiliteitsvergoeding (krachtens art. 38, nieuwe § 3octdecies, algemene beginselenwet sociale zekerheid, ingevoerd door art. 22, wet van 30 maart 2018) is fiscaal volledig als beroepskost aftrekbaar (art. 52, 3°, nieuw punt f), WIB 1992; ingevoerd door art. 26, wet van 30 maart 2018).

Die solidariteitsbijdrage hangt af van het soort brandstof en de CO2-uitstoot van het voertuig.

Aftrek mobiliteitsvergoeding in de personenbelasting

De werkgever die onderworpen is aan de personenbelasting, kan de mobiliteitsvergoeding ten belope van 75% aftrekken (nieuw art. 52ter, WIB 1992; ingevoerd door art. 27, wet van 30 maart 2018).

Aftrek autokosten woon-werkverkeer

Een werknemer die een mobiliteitsvergoeding geniet en zijn eigen wagen gebruikt voor zijn woon-werkverkeer, kan die autokosten tot 0,15 euro per kilometer als beroepskosten aftrekken.
Volgens de wet van 30 maart 2018 mag dit forfait nooit meer bedragen dan het belastbaar gedeelte van de mobiliteitsvergoeding (art. 66, § 5, nieuw lid 4, WIB 1992; ingevoerd door art. 28, wet van 30 maart 2018).

Verworpen uitgaven

Van de mobiliteitsvergoeding moet de werkgever die onderworpen is aan de vennootschapsbelasting, 17% van het bij de werknemer belastbaar voordeel als uitgave verwerpen (art. 198, § 1, 9°, nieuw punt b), WIB 1992; ingevoerd door art. 29, wet van 30 maart 2018).
Dit percentage wordt verhoogd tot 40% als de vennootschap de brandstofkosten verbonden aan het persoonlijk gebruik van het vervangen voertuig geheel of gedeeltelijk ten laste neemt (art. 198, §1, 9°bis, nieuw punt b), WIB 1992; ingevoerd door art. 29, wet van 30 maart 2018).

Wanneer een mobiliteitsvergoeding wordt toegekend door een rechtspersoon die onderworpen is aan de rechtspersonenbelasting (RPB) of aan de belasting van niet-verblijfhouders (BNI/Ven.) wordt, naar analogie met de verwerping van deze kosten ten belope van 17% of 40% in de vennootschapsbelasting, eenzelfde bedrag toegevoegd aan de belastbare basis in resp. de RPB (wijziging art. 223, eerste lid, nieuw punt 4°bis en nieuw punt 5°bis en art. 225, tweede lid, 5°, WIB 1992; art. 31 en art. 32, wet van 30 maart 2018) en de BNI/Ven. (wijziging art. 234, eerste lid, nieuw punt 6°bis en nieuw punt 7°bis en art. 247, 2°, WIB 1992; art. 33 en art. 34, wet van 30 maart 2018).

Beperking aftrek in de vennootschapsbelasting

In afwijking van het nieuwe artikel 52ter van het WIB 1992 (ingevoerd door art. 27, wet van 30 maart 2018) blijft tot 31 december van het eerste kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar van omruiling van de bedrijfswagen tegen de mobiliteitsvergoeding, het tarief van de aftrekbaarheid van de mobiliteitsvergoeding voor de Ven.B. en de BNI/Ven. als een overgangsmaatregel behouden op het tarief van de aftrekbaarheid van de beroepskosten, andere dan brandstof, zoals van toepassing op de omgeruilde bedrijfswagen, bepaald bij toepassing van artikel 198bis, WIB 1992.

Het aftrekpercentage van de mobiliteitsvergoeding kan echter niet lager zijn dan 75%, en niet hoger dan 95%. De bedoeling hiervan is om omruiling van de meest vervuilende bedrijfswagens zo aan te moedigen.
Artikel 198bis van het WIB 1992 moduleert het tarief van aftrekbaarheid van de kosten verbonden aan het gebruik van de in artikel 65 van het WIB 1992 bedoelde voertuigen, andere dan brandstofkosten, in functie van de CO2-uitstoot per kilometer en dit naargelang de gebruikte brandstof. De aftrekbaarheid van de beroepskosten die betrekking hebben op de meest milieuvriendelijke voertuigen wordt op 120% gebracht, terwijl de voertuigen met de hoogste CO2-uitstoot worden bestraft met een tarief van 50%.

Na deze periode (vanaf 1 januari van het tweede kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar van omruiling van de bedrijfswagen tegen de mobiliteitsvergoeding) wordt het hogere percentage (hoger dan 75%) jaarlijks op 1 januari verlaagd met 10% tot het uniform percentage van 75% is bereikt (nieuw art. 198ter, WIB 1992; ingevoerd door art. 30, wet van 30 maart 2018).

Ook hier gelden afzonderlijke regels wanneer aan de werknemer in de loop van de 12 maanden voorafgaand aan de vervanging, opeenvolgend meerdere voertuigen ter beschikking werden gesteld, of bij indiensttreding van een nieuwe werknemer (nieuw art. 198ter, § 3 en § 4, WIB 1992; ingevoerd door art. 30, wet van 30 maart 2018).

Andere bepalingen

De 'wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding' bevat nog andere bepalingen over onder meer:

de invoering, toekenning en geldigheidsvoorwaarden van de mobiliteitsvergoeding;

de juridische gevolgen, duur, omvang en evolutie, en het statuut van de mobiliteitsvergoeding;

de arbeidsrechtelijke behandeling van de mobiliteitsvergoeding, en

de sociaalrechtelijke behandeling van de mobiliteitsvergoeding.

Daarnaast bevat de wet ook nog strafsancties (art. 35).

In werking

De wet van 30 maart 2018 treedt retroactief in werking op 1 januari 2018.

Dit met uitzondering van artikel 24 dat in werking treedt op 1 januari 2020 en van toepassing is vanaf aanslagjaar 2021 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 1 januari 2020.

Bron: Wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding, BS 7 mei 2018 (art. 23?34).

Zie ook:
Wetboek van de Inkomstenbelastingen van 10 april 1992, BS 30 juli 1992 (WIB 1992)

Actualités

Vlaamse sociale bescherming overkoepelt drie zorguitkeringen
Vlaanderen bundelt drie zorgtegemoetkomingen onder de noemer Vlaamse sociale bescherming. Het gaat om de Vlaamse zorgverzekering, de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en het ...  Lire la suite
Fedris, nouvelle agence des risques professionnels dès le 1er janvier 2017
Le Fonds des Accidents du travail (FAT) et le Fonds des maladies professionnelles (FMP) fusionnent en une seule institution : l'Agence fédérale des risques professionnels, soit 'Fedris' en abrégé. ...  Lire la suite
Un système de traitement des plaintes et des amendes administratives pour les infractions aux droits des passagers voyageant par mer ou par voie de navigation intérieure
Depuis le 18 décembre 2012, les passagers voyageant par mer ou par voie de navigation intérieure ont droit à des informations, à une assistance et à des indemnités en cas d'annulation ou de retard. ...  Lire la suite
search news